Zonder grenzen

524 40 9
                                    

'Ik was bijna dood. Wat denk jezelf? Dat ik het hierbij laat?' 'Shar, ontspan.' 'Ik maak ze af, één voor één.' Fluister ik. 'Moordwijf.' Knikkend kijk ik hem aan. 'Meer dan je, je kunt inbeelden. Geloof me.' 'Ik heb hoge verwachtingen van je. Dat weet je.' 'Ik lust ze rauw.' Hij lacht. 'Die nerd heeft maar geluk met je.' Verzucht hij. 'Gaan we weer?' Vraag ik verveeld. 'Ja. Ik snap het gewoon niet. Kom op liefje, je weet best dat hij niet in dit wereldje past.' En ja hoor, daar was hij weer, de persoonlijke Safouane. IJs, staal en kilte was nergens meer te bekennen. 'Ik ben anders ook niet van plan me eeuwig in dit wereldje te bevinden. Ze zijn uitgeschakeld. Daar ben ik meer dan blij om. Na dit ben ik weg hier.' Hij snuift. 'Maar beter ook. Hoe pakken we dit aan?' Hij wou me helpen met de daders zoeken? 'Kijk niet zo. Tuurlijk help ik je met zoeken.' Alsof hij mijn gedachte kon lezen, die man, ik kreeg nog steeds de kriebels van hem. 'Neem de komende dagen je rust. We vinden ze, geloof me. Mannen zijn bezig. Zodra je weer normaal kunt lopen en bewegen mag je zelf meezoeken.'

Zoals me werd opgedragen ging ik rusten. Ik besloot door te rijden naar Nabil.
'Lief, wat doe je hier? Je hoort in bed te liggen!' 'Ik kom kijken hoe het met je gaat.' Hij kijkt me met opgezette ogen aan. 'Schatje. Wie moet er nou om wie zorgen maken?' Ik haal mijn schouders op. 'Kom verder. Ik heb wat voor je.' Met opgetrokken wenkbrauwen keek ik hem aan. Iets voor mij? 'Je bent echt heel schattig als je zo kijkt.' Lacht hij.
'Oké, dit is dus totaal niet zoals ik het gepland had. Maar ik geloof in het lot en geloof dat alles gebeurd met een reden. Het kan geen toeval zijn dat ik er deze avond zo mee bezig ben en jij langs komt.' 'Nabil, je maakt me nieuwsgierig.' Hij glimlacht lief naar me. 'Komt goed schatje. Kom geef me je hand.'

Zachtjes duwt hij me op zijn bed. Hij kijkt me warm aan. Zijn brede grijns verraadt hoe gelukkig en blij hij op het moment is. Hij loopt naar zijn kast en haalt hier een klein doosje uit. Een rood doosje.
'Mijn allerliefste. Ik wil je bedanken. Bedanken voor een nieuw perspectief. Elke ochtend die ik wakker wordt en besef dat ik een gelukkige man ben met een vrouw als jou. Je hebt me dingen geleerd, afgeleerd en elke dag met jou is een nieuwe les. We zijn altijd bezig. Je hebt nooit tijd, laat me wachten en twijfelen aan mezelf. Als we afspreken weet je me tot superman te maken. Zeuren doe je nooit. Je accepteert me. Niemand die je aan de kant zet en ondanks alles weet ik dat je een hart van goud hebt. Nora, ik word elke ochtend met een lach wakker omdat ik over ons gedroomd heb. Die lach sterft weg als ik naast me kijk. Trouw met me. Laat me glimlachen, zonder grenzen. Laat me je doen genieten, zonder grenzen. Laat onze liefde vlammen, zonder grenzen. Wordt van mij, zonder grenzen. Zoals jij bent, zonder grenzen.' Mijn hart slaat drie keer over. Hij houdt van me. Wat moest ik doen? Ja zeggen, of weigeren? Wat als ik hem door nee te zeggen zou breken? Maar zou ik hem gelukkig kunnen maken? Terwijl ik mijn moeder niet eens gelukkig maak. Zou hij het snappen dat ik anders dan anders ben? Ik kijk naar de platina ring. Goud. Met prachtige stenen. Zelf was ik een kenner. De geslepen steen en kleine bij steentjes waren echt. Het goud was minimaal eenentwintig karaat. Hij had zijn best gedaan. Echt zijn best. En ik kon niets anders dan het hem nageven, hij heeft smaak.

'Overval ik je liefje? Ik snap dat je in de war bent, je bent ook veelte vroeg op benen gaan staan.' 'Ja. Ik wil, trouwen met je, zonder grenzen.' Verbreek ik hem. Zijn adamsappel gaat op en neer. De glinstering in zijn ogen en de o vorm van zijn mond laten me weten dat hij sprakeloos is. En nog zonder er over na te denken zoenen we elkaar. Zonder grenzen.

Hijgend komt hij overeind. 'Oké, ik kom morgen je hand vragen, overmorgen is de bruiloft en..' Hij hijgt en beide schieten we in de lach. 'Geduld is een schone zaak.' 'Als het om jou gaat is geduld een straf. Ik kijk over je bulten, blauwe plekken en schrammen heen. Zo erg bewonder ik je.' Zonder dat we zijn uit gehijgd, verliezen we ons zelf weer in een passievolle kus.

De volgende morgen schuif ik aan de ontbijttafel. 'Geen ontbijt voor jou. Je moet zo naar de polis. En dat moet op een lege maag.' Aan haar toon was ze nog steeds erg gekwetst. Maar ze had niets door over mijn vertrek van gisteravond.
'Wat heb jij een ongelofelijk mooie ring om!' Merkt ze opeens op terwijl ze op haar boterham kauwt. 'Nabil heeft me ten huwelijk gevraagd. En ik heb "ja" gezegd.' Ze stopt acuut met kauwen en spuugt het eten in een servetje. 'Oh mijn.. Nora!'

Good girls, do bad things Unde poveștirile trăiesc. Descoperă acum