Brief

520 47 7
                                    


Ik parkeer mijn auto vluchtig en ren zowat naar het appartement. Mijn schoenen trap ik onderweg uit terwijl ik mijn sjaal op de grond laat vallen en mezelf onhandig uit mijn jas wurm. Ik besluit in zijn werkkamer te gaan lezen, hij las daar ook altijd alles. Ik nestel me op zijn bureaustoel en maak zorgvuldig de envelop open. Het valt me op dat er geen adres op staat.

'Mijn allerliefste,

Jij hebt nu papier in je hand waarvan ik had gehoopt dat je die niet in je hand zou hebben gehad. Maar het mocht niet baten, jij en ik zijn geen wij meer. En ik wil dat je deze brief alleen leest als je het aankunt. Want dit is waar je naar zocht al die tijd, de waarheid. En ik weet als geen ander dat je soms hoopt dat je nooit achter de waarheid was gekomen. Maar weetje Noor, er valt niet aan te ontkomen. Dat is de reden waarom ik tussen zes planken lig en jij nu mijn brief naar jou leest.

Vanaf dag één had ik geweten dat je een ramp was voor mijn hart. Nooit eerder had ik geloofd in liefde op het eerste gezicht. Maar het bestaat dus wel, zeker waar. Ik voelde het, jij voelde het. De keren die erop volgde waren keer op keer een bijzondere ervaring. Misschien omdat ik over mijn oren verliefd was. Maar ze waren altijd bijzonder. Toch had ik geweten dat je te mooi was om waard te zijn. Veelte mooi. Een jonge, knappe, rijke en slimme vrouw. Als advocaat had ik heel wat types voorbij zien komen, en mijn intuïtie had alle alarmbellen laten rinkelen. Maar je loslaten? Onmogelijk. Terwijl ik verloofd was. Niet schrikken schatje. Want ook ik ben maar een mens, en ook ik maak fouten, en ook ik werd verblind door de liefde. Ken je dat gevoel? Dat je iets koopt, je komt thuis en vindt het nog steeds mooi maar als je uitgaat en je wilt het aantrekken besef je pas dat het je helemaal niet staat? Zoiets had ik met haar, niet om haar uiterlijk. Niet om haar innerlijk. Maar om het totale pakket. Ze paste niet bij me. Ze had het gemerkt. Vanzelfsprekend. Ik had nooit meer tijd voor haar, nooit meer kuste ik haar zoals voorheen en ook de blikwisselingen tussen ons had ze gemist. Terwijl ik bang was om haar pijn te doen hield ik haar aan het lijntje. Jij verdween uit mijn leven, voor een lange tijd. Ik dacht dat het een teken vanuit de hemel was. We trouwde, ze raakte zwanger en daar begon alle ellende. Ik doorbracht de meeste nachten buiten. In de bar of thuis bij vrienden. Het maakte me niet uit zolang ik maar niet bij haar hoefde te zijn. Een keer kwam ik middernacht thuis, ze schrok blijkbaar zo erg dat ze uit haar bed was gesprongen en de trap besprong als kip zonder kop. Inderdaad, een plus een is twee. Miskraam. Tot de dag van mijn dood bleef ze het me verwijten. Ik had met opzet ons kind vermoord, haar kind vermoord. Mezelf kennende, ik zou never of the nimmer een kind doden. Of expres een miskraam veroorzaken.
De ruzies waren onvermijdelijk. Er hoefde maar een van ons te ademen of we vlogen elkaar in de haren. Het was een hel, ik heb haar geslagen, geschopt, we hebben gevochten. Scheiden was in mijn ogen het beste. Maar al gauw werd me duidelijk dat dit niet zonder slag of stoot zou gebeuren. Ze had geschreeuwd dat ze de sloerie zou vermoorden, eigenhandig. De sloerie die haar man wou afpakken. Destijds was er geen andere vrouw. Jij was met de noorderzon vertrokken en ik had mijn handen vol aan haar. Maar zij was er van overtuigd. Ik was van haar en zou van haar blijven. In haar familie bestond er geen scheiden. Ze mocht niet falen. En zoals ze zeggen. Je trouwt met de hele familie. Haar vader vroeg of ik zijn zoon een baan kon aanbieden, tevergeefs. Ik begon me te irriteren aan haar, haar familie en alles wat er mee te maken had. Ik kondigde de scheiding aan. En twee maanden later zag ik een engel op het parkeerterrein van een detentie. Jou.

In de eerste maanden van onze scheiding had ze me vaak gebeld, ge-sms't en voornamelijk bedreigt. Ik zou volgens haar moeten boeten. Boeten voor alles. Maar na mijn ontmoeting met jou leek dit te vervagen, hoe gelukkig was ik? Dat valt niet met woorden te omschrijven. Ik voelde me denk ik herboren. Ze liet me met rust. Jij en ik waren, ik durf het niet te zeggen, eigenlijk heb ik haat aan dat ene woordje, perfect. Maar perfectie bestaat niet. Jouw nuchterheid, jouw mystieke kanten, jouw kattigheid en zachtheid. Schatje, waar ben jij van gemaakt? Je zeurt nooit. Je spreekt nooit tegen maar weet alles naar eigen hand te zetten terwijl ik toe kijk. En het allerergste, ik heb het nooit erg gevonden. Elegantie, klasse, geld. Jij bent een ander soort mens dan ik. Jij groeide op in een achterstandswijk. Een wijk in de stad waar iedereen van op de hoogte is maar waar niemand wil komen. En ik? Mijn jeugd zal niet eens een beetje op die van jou lijken. Een gemiddelde studente komt net rond. Jij mijn liefje reed in auto's die zelfs ik niet om de week kan inruilen. Een vrouw die een Maybach bestuurd kan maar een ding betekenen. OPPASSEN. Een Maybach, maar als het moet de volgende week een simpele Ford. Je bent nooit ergens vies voor. Te allen tijde ben je jezelf gebleven. Het maakte je niet uit. Miljarden of tien euro, je weet waar je vandaan komt en daar kom je vooruit. Bij je moeder thuis heb ik serieus tranen laten vallen. Hoe hard je ook wordt aangepakt je zult nooit toegeven. Je bleef koppig. Sterk. Niemand is jou de baas. En dat vond ik soms moeilijk. Ik had nooit, nooit en dan ook echt nooit de controle. Als mannen ergens van houden dan is het wel controle. Een vrouw die uitdaging betekend is leuk. Een vrouw waar je alleen maar vraagtekens kunt zetten is leuk. Een vrouw waar je geen enkele vraagteken kunt beantwoorden terwijl je zielsveel van haar houdt, doet pijn. Maar begrijp me niet verkeerd liefje. Ik heb genoten, geleerd, gezien en geproefd van je. Van jouw leven. Een leven dat de mijne kleurde. Bizar en bijzonder hoe je dingen aanpakte. Hoe je dingen los kon laten en hoe je dingen bekeek. Het appartement is van jou. Dat heb ik zo geregeld. Mijn spaargeld is van mijn ouders en mijn hart ligt nog altijd bij jou. Dood of niet. Jij leerde me, wat vandaag is kan morgen was zijn. Door mijn toedoen ben je toegetakeld heb ik later begrepen, dat spijt me vreselijk. En na die actie wist ik het zeker, dit zou niet lang standhouden.

In mijn bureaula ligt een fotoalbum, van ons. Blader hier doorheen als je me mist. Wees niet droevig, voel je niet alleen. Ik ben bij je, altijd.

Vergeet niet dat wat jij en ik hadden puur was. Vergeet niet dat je bijzonder bent, want dat ben je. Vergeet niet trots op jezelf te zijn, want je mag trots op jezelf zijn. Vergeet niet dat er mensen van je houden. Vergeet niet dat je mijn wereld was. En beloof me liefje, niet te vergeten er iets moois van te maken.

Omdat ik onvoorwaardelijk veel van je houdt.

Nabil.'

Mijn hart trekt samen als ik het papier bestudeer. Hij had tijdens het schrijven gehuild. Dat lieten de vlekken op het papier me weten. Hij had geweten dat deze brief niet per post zou kunnen. Hij het niet thuis kon laten noch op zijn werk. De politie zou het vinden. Mijn handen glijden naar zijn bureaula en grijpen naar het album. Foto per foto bestudeer ik. Zijn lach, zijn ogen, alles wat ook maar betrekking had tot hem.

Daar sta ik dan, voor de bar. De jonge nacht die een bries loslaat. Even koud zoals ik me nu voelde. Leeg en alleen. Helder. Maar niet voor lang.

Good girls, do bad things Where stories live. Discover now