Vruchtloos

539 42 11
                                    


Mijn knieën komen in aanraking met de koude, harde, stenen tegels. Dezelfde tegels waar zijn bloed vloeit. Het bloedt is rood, felrood. Angstaanjagend omdat ik weet dat het van hem is. Zijn perfecte mond staat half open, zijn witte tanden zijn niet wit meer. Het bloed vloeit ook uit zijn mond. We kijken elkaar aan. Heel erg geconcentreerd. Sterk oogcontact terwijl ik mijn vingers in die van hem verstrengel zoals hij ook altijd bij mij doet. Terwijl ik met mijn andere hand langs zijn gezicht streel. Zijn bloed die in aanraking komt met mijn huid. In paniek scheur ik mijn shirt van mijn lijf en probeer de beschotten plekken op zijn lichaam te deppen, zodat het stopt met bloeden. Hij glimlacht pijnlijk en streelt mijn wond waardoor ik sidderingen voel over mijn hele lijf. 'Je bloedt.' Zegt hij schor. 'Jij ook.' Mijn stem is klein. Hij brengt zijn hand naar zijn zij waar bloed uit komt en gaat er met zijn hand over heen. Dan legt hij zijn hand vol met bloed op mijn bloedende zij. 'Zo hebben we toch bloedverband. Je zult nooit mijn kinderen dragen, maar zo hebben we toch bloedverband.' Ik schud mijn hoofd heftig. 'Je gaat niet dood.' Fluister ik. Hij glimlacht minachtig. 'Liefje, het is goed zo.' Mijn hoofd blijf ik schudden. 'Nee! Je gaat niet dood hoor je me! Dat mag niet! Je overleeft dit heus wel. Echt wel. Jij bent sterk!' Ik schreeuw, uit angst. 'Het spijt me Nora. Het spijt me. Ik heb het koud.' Zonder na te denken laat ik me op hem vallen, zijn armen omringen mijn middel. 'Ik houd van je Nora, en dat heb ik altijd gedaan. Onvoorwaardelijk veel. Beloof me gelukkig te worden Noortje. Beloof me dat je al je dromen gaat laten uitkomen. En beloof me dat je afstand doet van dingen die ervoor zorgen dat je enge mystieke kanten hebt.' 'Ik houd ook van jou, Nabil.' Dit was de eerste keer dat ik het tegen hem had gezegd, de eerste keer dat ik hem had verteld dat ik van hem houdt. Het was te laat. Zijn grip rondom mijn middel verzwakt. Zijn armen vallen naast zijn lichaam. Ik was hem kwijt. Voorgoed. Ik hoor de politie om me heen. De broeders van de ambulance. Mensen van het station. Maar ik negeerde het. Ik grijp naar zijn rechter wijsvinger en houd dit recht terwijl ik in zijn oor het geloofsgetuigenis fluister, drie maal in zijn rechter oor en drie maal in zijn linker oor. Moge hij in de hemel een plek krijgen.

Zonder pardon wordt ik van hem afgetrokken. De broeders omringen hem. Maar alle reanimatiepogingen lijken vruchteloos. Hij was dood.
Safouane komt achter me staan en slaat zijn jas over mijn schouders. Hij drukt zijn voorhoofd op mijn linkerschouderblad terwijl we toekijken hoe Nabil wordt weggedragen. De politieagenten staan rond zijn bloedplas of ook wel genoemd, het plaats delict. Het perron wordt door de agenten leeggemaakt. Iedereen moest weg zodat het perron afgesloten kon worden. Agenten praten met getuigen en ook op mij komt een agent afgestapt. 'Goedendag mevrouw, het spijt me van uw verlies. Wilt u met mij meegaan naar het bureau. Dan kunnen we een overhoring houden.'

De volgende dag word ik wakker in zijn bed. Het ruikt nog helemaal naar hem. In de badkamer grijp ik naar zijn tandenborstel en poets hiermee mij tanden. In de keuken aangekomen haal ik me voor de geest hoe hij ons ontbijt maakt. Maar nu was het stil, heel stil. Eenzaamheid dringt tot me door. Er was in dit huis onderzoek gedaan, gister waren ze hier heel de dag bezig geweest. En natuurlijk werden gister ook zijn ouderlijke huis en werkplek onderste boven gezet. Het proces loopt nog, maar tot nu toe lijkt Nabil geen vuiltje in zijn leven te hebben. Gister had het zo lang geduurd voordat ik eindelijk weg kon. Uren lang werd ik op het politiebureau gehouden. Mijn telefoon werd doorzocht en alle spullen die ik had. Mijn DNA, vingerafdrukken en de zinloze gesprekken. God wat was ik dankbaar geweest dat ik mijn werktelefoon bij Safouane in de auto was vergeten, niet bewapend was of ook maar iets wat uitweek naar Shahira.

Ik besluit naar zijn werk te gaan. Waarvoor eigenlijk? Om mezelf te kwellen of had ik nog stiekem hoop? Hoop dat hij toch op zijn werk zal verschijnen. Ongeschoren met diepe wallen omdat hij heel de nacht was door gegaan. Hij zou me in zijn armen sluiten, zijn kin op mijn kruin terwijl hij een diepe zucht laat gaan. Me vervolgens beloofd dat we vanavond wat leuks zouden gaan doen. Hij zou me kussen, tragisch maar absoluut liefkozend. Zijn stoppels die tegen mijn huid kriebelen. Waar ben ik in godsnaam mee bezig! Ik zet mijn auto aan de kant. Had ik Safouane maar nooit gevraagd of hij mijn auto kon komen brengen. Shit, ik ben dingen aan het verwijten. 'Nora, hij is dood. Morsdood! Hij is niet op zijn werk en hij zal ook nooit meer ergens verschijnen. Het is over. Game over! Get over it!' Schreeuw ik tegen mezelf terwijl ik een knal op het stuur geef waardoor er een luid claxon geluid zich laat klinken. Daar stond ik dan. Met mijn auto aan de kant van de weg.

Anderhalf uur later sta ik daar, bij de receptie van het advocatenkantoor. Katinka doet haar strenge juffenbril af en dan pas merk ik op dat haar gezicht eigenlijk helemaal niet zo streng is, ze heeft prachtige ogen en een is zoals gewoonlijk perfect opgemaakt. 'Och liefje.' Ze staat op en komt achter de receptie vandaan. Ze omhelst me en kust me op mijn wang. 'Hij was een goed mens, hij heeft me veel over je verteld. Geloof me, hij hield van je. Hij houdt nog steeds van je. Hier op aarde maar ook daar waar hij nu is.' Haar ogen vullen zich met tranen. Ik snap het volkomen, hij was een fijne man. Om mee samen te werken, om mee te trouwen, om mee te rouwen, hij was het gewoon helemaal.

Katinka schud ik van me af. Snel been ik me naar zijn kantoor. Ik duw de deur achter me dicht, draai hem op slot en kruip achter zijn bureau, op zijn stoel. Het ruikt naar hem. Op zijn bureau ligt een blaadje met wat aantekeningen en zijn pen. Het is haast onleesbaar maar mijn hart trekt bijeen als ik er aan denk hoe hij dit had opgeschreven. Toen hij nog in leven was. Met mijn vinger glijd ik over het blaadje. Over het toetsenbord dat elke dag contact had gehad met zijn vingers. Er gaat een huivering door me heen. 'Nabil, ik kan dit niet. Kom terug. Alsjeblieft.' Fluister ik. Op dat moment wordt er op de deur geklopt. Even schrik ik op. Weer wordt er geklopt. Ik blijf geruisloos achter het bureau zitten. 'Nora, ik ben het Katinka. Ik weet dat je hier zit. Doe open. Ik heb wat voor je.' Voorzichtig loop ik naar de deur en doe hem open. Haar zachte glimlach staat op haar mond. 'Nabil had me de avond voor zijn dood gevraagd dit aan je te geven als je langs zou komen.' Ze duwt een envelop in mijn handen en glimlacht pijnlijk. 'Sterkte en nogmaals, gecondoleerd.' Beide knikken we naar elkaar.

In de auto heb ik alleen nog maar aandacht voor de envelop. Maar ik besluit hem pas te openen als ik thuis was, in het huis van Nabil. Of zoals hij het had genoemd, ons huis.

Good girls, do bad things Where stories live. Discover now